Naast bovenstaande “religieuze” magiërs, waren er in de klassieke oudheid ook goochelaars die als entertainer hun kunsten vertoonde. In het oude Griekenland in een theater in Oreus stond zelfs een bronzen standbeeld van de goochelaar Theodorus. Hij hield een klein steentje – een “psephoi” – in de hand. Deze werden veel gebruikt om mee te goochelen en daarom werden goochelaars “psephopaiktes” genoemd. Hun Romeinse collegae werden Praestigiatores genoemd (Praestigiator betekent bedrieger).
De Griekse schrijver Alciphron schrijft in de 2e eeuw na Christus over een goochelaar in de pauze van een theaterstuk in de 4e of 5e eeuw vóór Christus:
“Er kwam een man naar voren die een tafel met drie poten neerzette en daarop drie kleine schotels (pasopsidas) plaatste. Onder de schotels legde hij enkele kleine witte steentjes, zoals je ze tegenkomt aan de kant van een snelle rivier. Op het ene moment verborg hij er één onder elke beker en op het volgende moment (ik weet niet hoe) lagen ze allemaal onder één beker en daarna liet hij ze van onder de schotels totaal verdwijnen en kwamen ze tevoorschijn tussen zijn lippen. Daarna slikte hij ze in en haalde hij enkele omstanders naar voren en haalde één steen uit een man zijn neus, een ander uit een man zijn oor en weer een ander uit een man zijn hoofd. Nadat hij deze weer had opgepakt liet hij de stenen weer uit het zicht verdwijnen. Een zeer vingervlugge gentleman!”